Maison André Derain - Saint Germain Boucles de Seine

/ LA MAISON ANDRÉ DERAIN /
Dit huis is van beroemde families geweest, Les Bigot uit Sainte Croix (laatste minister van buitenlandse zaken onder Lodewijk XVI), Les Bassan (printhandelaars) en toen André Derain met zijn gezin. Het is één van de oudste huizen van het dorp.

De schilder André Derain, meester van het fauvisme, koopt het huis op 23 juli 1935.

Het echtpaar Derain komt in januari 1936 in Chambourcy wonen, nadat ze wat muren hebben laten afbreken op de begane grond om er een atelier in te maken.
La Roseraie werd beschermd door een park van drie hectare, met neo-klassieke beelden, een watertje, een kunstmatige waterval en met "fabriques", gebouwtjes die erg in de mode waren in de 18e eeuw. Een van deze gebouwtjes, de tempel van de liefde was versierd met glas-in-loodramen. Er waren ook wat gebouwen van een oude boerderij, een moestuin, een tennisveld en een oranjerie, die Derain ombouwde tot zomeratelier om er te schilderen en er zijn grote schilderijen in op te slaan. Hij had ook een kunstenaarsatelier, een pottenbakkersschijf en een oven om zijn aardewerk in te bakken in het paviljoen naast La Roseraie.

Er waren veel dieren in het park: pauwen, bokken, veel katten en honden en zelfs geiten die hij van de boerderij van Le Désert de Retz had meegenomen.
De schilder, die geïnteresseerd was in alle culturen van de wereld, had een uitgebreide collectie die het hele huis in beslag nam.

De artiest woonde hier met zijn gezin tot aan zijn dood, op 8 september 1954. Alice, zijn vrouw, stierf hier op 20 juli 1975, op eenennegentigjarige leeftijd. Het nichtje van de artiest, Geneviève Taillade, die ook één van zijn favoriete modellen was, woonde daarna nog zo'n twaalf jaar in het huis.

Er kwamen veel vrienden over de vloer in La Roseraie: Georges Braque, Balthus, André Dignimont, Alberto Giacometti, André Dunoyer de Segonzac, François Hugo en Francis Carco, Blaise Cendrars, Pierre Reverdy, Luise de Vilemorin, Elise en Marcel Jouhandeau, Edmonde Charles Roux en Paul Poiret, Serge Lifar en Georges Auric, Henri Sauguet en Jean Renoir, Ambroise Vollard.